LET OP: Deze verhalen hebben geen betrekking op de Vroomshoopse Boys. Deze verhalen worden op onze website gepubliceerd omdat het boeiende maar ook vooral herkenbare verhalen zijn. Denk dus niet dat dit op dit moment speelt bij de boys. Denk meer in de zin van dit zou inderdaad kunnen spelen. Geschreven door amateurvoetbal verhalenverteller Henk Doppenberg
‘Met Barry.’
‘Ja, met Ben. Ik heb een probleem.’
‘En dat is.’
‘Komende zaterdag heb ik maar tien spelers en die week erop zelfs negen.’
‘Heb je zieken? Jullie hebben er normaal toch dertien?’
‘Klopt, maar zaterdag gaan er drie jongens met hun ouders naar die vliegshow in Brabant en volgende week doen er vier mee met een kindertriatlon in Utrecht.’
‘Hebben die kinderen zichzelf afgemeld of hun ouders?’
‘Hun ouders.’
‘En wat heb je tegen ze gezegd?’
‘Dat ik het daar natuurlijk niet mee eens was.’
‘En hoe reageerden ze daarop?’
‘Ze hebben mijn mening voor kennisgeving aangenomen.’
Het blijft een moment stil, want Barry, de jeugdvoorzitter, denkt even snel na.
‘Ik vind ook dat het niet kan. Die jongens zitten op voetbal en moeten er gewoon zijn. Met een beetje mazzel kun je een paar spelers van de E1 lenen, maar anders moeten we twee weken achter elkaar jullie wedstrijd eruit gooien. Dat komt ons dan trouwens sowieso op twee boetes van de KNVB te staan. Zou ik namens het jeugdbestuur eens met die ouders gaan praten?’
‘Dat kun je doen, maar ik vrees dat het weinig helpt.’
‘Waarom niet?’
‘Omdat die mensen zich geen zier van onze club aantrekken. Ze menen wel dat wij altijd voor hen klaar moeten staan, maar andersom hebben ze het nergens over.’
‘Ik ga toch met ze praten.’
‘Succes. Ik zal je zo de namen van de jongens wel even mailen.’
‘Best. Ben jij ook bij dat gesprek?’
‘Prima. Ik hoor wel van je wanneer het is.’
‘Afgesproken.’
Ben krijgt een uur later al een telefoontje dat het gesprek morgen is en daarom loopt hij de volgende avond ruim voor half acht de kantine in. Als de laatste ouder er tegen kwart voor acht, in plaats van zoals afgesproken half acht, ook is, lopen ze met elkaar naar de bestuurskamer. Daar heet de voorzitter eerst iedereen welkom, waarna hij gelijk ter zake komt.
‘Mensen, we zijn hier bij elkaar om over het team van jullie zoons te praten. Ben belde me gisteravond dat hij zaterdag drie en de week erop vier spelers miste. We zullen dus moeten proberen om de wedstrijden te verzetten naar een doordeweekse avond. Als de tegenstanders daar niet aan mee willen werken, hebben we echter een groot probleem.
Omdat ik net hoorde dat we vanwege zieken bij de E1 ook niet bij hen kunnen lenen, zullen we dan namelijk af moeten zeggen en dat betekent voor de andere jongens twee keer niet voetballen en voor de club twee boetes. Als jullie zonen niet konden voetballen vanwege ziektes of erger, had ik er natuurlijk geen enkel probleem mee. Nu vind ik echter dat jullie de club en de rest van het team in de steek laten en dat is een slechte zaak.’
Terwijl de voorzitter een stilte laat vallen, kijkt hij de mensen tegenover zich één voor één even aan. Dit maakt echter geen enkele indruk op de mensen, want de jongste man van het gezelschap laat direct heel duidelijk weten wat hij van de situatie vindt.
‘Voorzitter, het is zeker vervelend als de andere kinderen niet kunnen voetballen, maar is dat ons probleem?’
‘Door jullie schuld zit het team twee weken met te weinig spelers.’
‘Klopt, maar jullie kunnen die wedstrijden toch verplaatsen?’
‘Ik zei net, dat zoiets alleen kan als de tegenstander mee wil werken.’
‘Als je het goed aanpakt, moet het dus te regelen zijn.’
Op deze laatste opmerking gaat de voorzitter niet in. Hij is er echter wel een beetje gepikeerd door geraakt en dat is merkbaar.
‘We verschuiven het probleem nu een beetje. Waarom kunnen jullie bijvoorbeeld niet wat later naar die vliegshow gaan? Dat is tenslotte de hele dag en het voetbal is van negen tot tien. Hetzelfde met die triatlon. Hoe kunnen jullie je kinderen daar nu voor opgeven? Jullie wisten toch dat er voetbal was? Als iedereen zo dacht als jullie, konden we onze vereniging beter opheffen. Voetbal is een teamsport en dat geeft ons de verantwoordelijkheid om er, ziekte en erger uitgezonderd, altijd te zijn. Zeker, als zoals in dit geval het hele team de dupe is van een paar kinderen die ineens wat anders gaan doen.’
De ouder van net, neemt ook nu weer het woord.
‘Beste man. Je maakt je druk om niets en het voetbal veel te belangrijk. Die boetes betalen wij wel met elkaar en die verantwoordelijkheid waar je over spreekt, is echt onzin. Wij hebben de verantwoording om onze kinderen een zo goed mogelijke opleiding te laten volgen en zij moeten dat straks afmaken en een goede baan zien te krijgen. Dat is belangrijk en het voetbal dus helemaal niet. Dit is trouwens niet alleen mijn mening, maar ook van de andere ouders hier. Jullie mogen het dus zeggen.’
‘Hoe bedoelt u?’
‘Nou, het is heel simpel. Als jullie het niet accepteren dat wij niet alles aan de kant zetten voor het voetbal, gaan we met onze kinderen op een andere sport.’
De voorzitter schrikt nogal van deze opmerking, want met vier spelers minder kan hij de D1 immers gelijk wel opheffen. Daarom verzint hij maar een zo diplomatiek mogelijk antwoord.
‘Ik blijf anders over dit probleem denken dan jullie, maar dat hoeft geen probleem te zijn. De club is tenslotte niet van mij alleen, maar van ons allemaal. Laten we de kwestie dus maar als afgesloten beschouwen. Al heb ik nog wel één vraag en dat is of jullie het de volgende keer wat eerder door willen geven als jullie kinderen er een keer niet zijn. Dat maakt het voor ons als vereniging allemaal wat gemakkelijker.’
‘We zullen het proberen, maar neem het ons niet kwalijk als we het een keer vergeten. We hebben immers nog meer en veel belangrijkere zaken aan onze hoofden.’
Omdat de voorzitter voelt dat reageren zinloos is, besluit hij het gesprek maar af te sluiten en als de ouders vertrokken zijn, blijft hij samen met Ben, de jeugdleider, achter.
‘Tja, dat weten we dan ook weer. Die mensen hebben ons gewoon in hun macht. Als ze hun kinderen van de club halen, zitten wij met een probleem en volgens mij beseffen ze dat heel goed. Ik zal er nog eens met het bestuur over praten, maar denk dat we geen andere mogelijkheid hebben dan maar gewoon toe te geven.’
‘Dat denk ik ook. Al gaat de lol van het leider zijn op deze manier wel voor me af. Ik laat de club niet in de steek, maar hoop wel dat ik volgend seizoen een paar van die jongens kwijt ben.’
De voorzitter legt zijn hand op Bens schouders.
‘Ik begrijp je heel goed, maar denk wel dat wij als kleinere vereniging altijd met dit soort zaken te maken zullen blijven houden. Een grote club kan heel goed tegen dit soort problemen optreden, want zij liggen er niet wakker van als er een paar leden bedanken. Hier heb je echter ieder lid nodig en zul je dus soms iets van ze moeten accepteren, wat je eigenlijk helemaal niet wil.’
‘Je hebt gelijk.’
De heren lopen nu samen naar de kantine voor een kopje koffie en daar wordt hun wat trieste avond onverwacht toch weer opgevrolijkt. Er staat namelijk een man aan de bar die zichzelf aanmeldt als vrijwilliger en zijn drie zonen opgeeft als lid. De twee jongste kinderen komen in de E en de F en de oudste in de D. Het probleem van vanavond is daarmee dus nog niet opgelost, maar drie nieuwe leden en een nieuwe vrijwilliger erbij geeft de rasechte clubmannen wel weer moed om verder te gaan met hun club.