Als Marcel thuiskomt van zijn eerste training met de C1, vraagt zijn vader direct hoe het is gegaan.
‘Goed. We hebben een leuk team en een heel aardige trainer. Alleen Pieter kan maar beter niet meer komen.’
‘Waarom niet?’
‘Omdat hij helemaal niets kan. Hij is veel te dik, kan slecht schieten, koppen doet hij helemaal niet en met rondjes lopen, kwam hij een half veld achteraan.’
‘Is die jongen nieuw op de club?’
‘Ja, hij moest van de dokter op voetballen om af te vallen.’
‘Hoe weet je dat?’
‘Dat vertelde hij.’
‘Is hij wel aardig?’
‘Gaat wel, maar hij kan gewoon niet met ons meedoen. Iedereen noemt hem Billy Turf en die naam pas precies bij hem. We zijn al bij de trainer geweest of hij die jongen niet weg kon sturen en hij zou erover nadenken.’
Marcels vader voelt dat het tijd is om zijn zoon het een en ander duidelijk te maken.
‘Kom eens even aan tafel zitten, want we moeten praten. Ik wil namelijk niet dat je nog een keer zo over Pieter praat of hem zo’n belachelijke naam geeft. Dat die jongen dik is, kan best door een ziekte komen en dan is het al erg genoeg. Denk je dat het leuk is voor die jongen, als iedereen zo rot tegen hem doet of hem uitlacht? En als die jongen contributie betaalt, mag hij ook voetballen. Als de club een C2 had, zou hij daarin spelen. Die is er echter niet, dus zit hij nu bij jullie. Als ik één keer merk dat jij rot doet tegen die jongen, haal ik je onmiddellijk van de vereniging en is het de rest van het jaar gedaan met het voetballen. Heb je dat begrepen?’
‘Ja, pa.’
‘Ga dan nu nog maar even tv kijken of heb je nog huiswerk?’
‘Nee, dat heb ik klaar.’
De volgende dagen wordt er thuis met geen woord meer over Pieter gesproken, maar als Marcels vader
’s zaterdags op het voetbalveld komt en de jongen ziet, moet hij direct weer aan het gesprek met zijn zoon denken. Zeker omdat de knaap voortdurend alleen is en daardoor een beetje verloren over het veld loopt, bij het begin van de wedstrijd op de reservebank gaat zitten en daar niet meer afkomt. Van een afstandje is duidelijk te zien dat hij zich diep ongelukkig voelt en na afloop loopt hij dan ook met een gebogen hoofd naar de kleedkamer. Daar kleedt hij zich heel snel om, zodat hij al vertrokken is voor de andere jongens binnenkomen.
Als Marcels vader hem ziet gaan, krijgt hij nog meer medelijden met de jongen dan hij al had en besluit hij gelijk maar eens aan de leider te vragen wat zijn bedoelingen met de knaap zijn.
‘Ja, dat is wel een probleem. De jongens willen hem niet en ik kan me dat heel goed voorstellen.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Nou, wat hebben we nu aan zo’n jongen?’
‘Hij lijkt me heel aardig en zal dus best goed in de groep passen.’
‘Dat klopt, maar voetballen kan hij niet en heb je wel goed gezien hoe dik hij is?’
Marcels vader ergert zich behoorlijk aan de uitspraken van de leider, maar besluit hier niets van te laten merken.
‘Waarom ben jij jeugdleider? Om de kinderen een plezierige voetbaltijd te bezorgen of alleen maar om zoveel mogelijk wedstrijden te winnen.’
‘Allebei. Natuurlijk moet het leuk zijn, maar ik wil ook wel resultaat zien.’
‘Oké, maar wat doe je liever? Alle wedstrijden winnen en Pieter een rotjaar bezorgen of soms ook verliezen en er alles aan doen om het voor Pieter net zo gezellig te maken als voor de anderen? Ik bedoel, wil jij het op je geweten hebben dat een jongen die het door zijn gewicht waarschijnlijk al niet gemakkelijk heeft, hier ook nog eens door iedereen wordt verstoten.’
‘Ik heb die jongen nog niet één verkeerd woord gezegd.’
‘Dat geloof ik, maar je bent wel verantwoordelijk voor wat er in jouw team gebeurt en had hem vandaag ook best een paar minuutjes mee kunnen laten doen.’
De leider is even een moment stil.
‘Durf je het soms niet voor die jongen op te nemen?’
‘Dat is het punt niet, maar ik heb geen zin om alle andere ouders over me heen te krijgen.’
‘Denk je dat dit gebeurt?’
‘Eigenlijk wel, want van het bestuur hoef ik Pieter ook niet mee te laten doen. Volgens hen is dat de enige manier om hem zo snel mogelijk van de vereniging af te krijgen.’
‘Meen je dat en wie heeft dat gezegd?’
‘Gert-Jan.’
‘De voorzitter?’
‘Ja.’
‘Best dan gaan wij nu samen naar die man toe.’
De leider twijfelt even, maar besluit dan om toch mee te gaan. Hij heeft ook weinig keus, want Marcels vader duwt hem bijna in de richting van de bestuurskamer. Daar zit de voorzitter nietsvermoedend met wat andere mensen aan een kopje koffie, maar hij beseft meteen dat de twee mannen voor hem komen.
‘Heren, wat kan ik voor jullie doen?’
‘Ik ben de vader van Marcel uit de C1 en wil even met je praten en heb hem meegebracht als getuige.’
‘Best, kom binnen. Mogen zij meeluisteren of praat je liever onder vier of eigenlijk zes ogen?’
Marcels vader zegt niet, maar de blik in zijn ogen is voor de andere mensen blijkbaar voldoende reden om de bestuurskamer te verlaten.
‘Waar wilt u me over spreken?’
‘Het gaat om Pieter, die nieuwe jongen bij de C1.’
‘Wil u ook zo snel mogelijk van hem af? Nou, wij ook. Daarom heb ik de leiding van de C1 opdracht gegeven om hem zo min mogelijk te laten spelen. Op die manier verwacht ik namelijk het snelst van die bolle af te zijn.’
De voorzitter kijkt de twee mannen met een tevreden gezicht aan, maar verschiet van kleur als de vader van Marcel woedend uitvalt.
‘Wat ben jij een waardeloze voorzitter, zeg. Geen kunst hoor om de populaire man uit te hangen en denigrerend over zo’n jochie te doen en durf je hem in vredesnaam bolle te noemen. Als je een beetje karakter had, kwam je voor die jongen op in plaats van hem zo te behandelen. Je bent hier echter nog niet klaar mee. Ik ga namelijk alle ouders bij elkaar roepen om te vertellen wat ik hier van jou gehoord heb.’
‘Is het nu echt nodig om hier zo’n probleem van te gaan maken?’
‘Ja, maar je kunt het nog voorkomen.’
‘Hoe dan?’
‘Door zelf alle ouders bij elkaar te roepen en ze te vertellen dat de vereniging er alles aan gaat doen om Pieter hier een plezierige voetbaltijd te bezorgen.’
‘En als ik dat niet doe?’
‘Dan ga ik naar de krant en licht iedereen binnen de club in.’
‘Kan ik je hier komende maandag over bellen?’
‘Nee, ik wil nu weten wat je gaat doen.’
‘Geef me dan even tien minuten.’
‘Goed, maar niet langer.’
Als de voorzitter is weggelopen, kijkt de leider Marcels vader vol bewondering aan.
‘Ik heb ontzettend veel respect voor de manier waarop u het voor Pieter hebt opgenomen en ik besef nu pas goed hoe fout ik afgelopen week bezig ben geweest. Als we hier uitgepraat zijn, ga ik dan ook direct naar de jongen en zijn ouders toe om ze mijn verontschuldigingen aan te bieden.’
‘Klasse man en over wat er gebeurd is, praten we niet meer.’
‘Gelukkig, want ik heb er echt ontzettend veel spijt van en zal er alles aan doen om mijn fout goed te maken.’
De voorzitter is keurig binnen de afgesproken tien minuten terug en kijkt redelijk opgelucht.
‘Ik heb wat mensen gesproken en we hebben besloten om u tegemoet te komen. Aanstaande woensdag om half acht komt er een gesprek en daar worden vandaag nog alle ouders voor uitgenodigd. Verwacht er alleen niet te veel van, want wij rekenen erop dat iedereen het met ons eens is.’
‘Dat zien we woensdag dan wel. Bedankt voor de medewerking. Jammer dat het op deze manier moet, maar ik hoop dat jullie ogen nog open gaan.’
‘Ik zei net al, dat u daar beter niet te veel vertrouwen in kunt hebben.’
‘Tot woensdag.’
Marcels vader is ’s woensdagsavonds de eerste ouder die de bestuurskamer binnenloopt, maar de anderen komen hem snel achterna. Als iedereen er is, neemt de voorzitter om precies half acht het woord.
‘Een hele goedenavond en allemaal van harte welkom. Zoals jullie weten, willen we het vanavond hebben over de rol die nieuwkomer Pieter in de C1 moet gaan vervullen. Wij als vereniging zaten eigenlijk niet op die jongen te wachten en dachten dat jullie als ouders daar net zo over zouden denken. Zaterdag bleek echter dat de vader van Marcel een totaal andere mening had en op aandringen van hem hebben we deze bijeenkomst georganiseerd. We zouden dus graag willen weten wat jullie van de situatie vinden. Moeten we de jongen als volwaardig lid van de club opnemen of hem op een zo net mogelijk manier weer kwijt zien te raken. Ik zeg het nu misschien een beetje cru, maar daar komt het in principe wel op neer. Wie van jullie mag ik het woord geven.’
Al gauw blijkt dat de andere ouders niet echt iets tegen Pieter hebben, maar wel vinden dat hij beter weer zo snel mogelijk kan stoppen met voetballen. Volgens hen is hij namelijk de grote stoorzender van het team, gaat hij een negatieve invloed op de prestaties krijgen en zal hij het voetballen toch nooit leren. Er is zelfs iemand die voorstelt om dit tegen de jongen zijn ouders te gaan vertellen en dan maar te hopen dat zij zo slim zijn om hem van de vereniging te halen.
Als de voorzitter iedereen gehad heeft, kijkt hij de vader van Marcel met een triomfantelijk blik in zijn ogen aan.
‘Ik had u al voorspeld wat de reacties van de andere ouders zouden zijn, maar ik vind het wel zo sportief om u ook uw zegje nog te laten doen.’
‘Dank u wel voorzitter. Ik zal het kort houden, want ik ben eerlijk gezegd bijzonder teleurgesteld in wat hier vanavond allemaal gezegd is en zou het liefst direct naar huis gaan. Dat ik het niet doe, komt omdat ik jullie allemaal één voor één wat wil vragen. Jullie hebben allemaal gezonde kinderen, maar wat nu als ze morgen iets overkomt en ze niet meer normaal kunnen sporten? Halen jullie je kinderen dan van de club af of hopen jullie dat ze er toch nog plezier aan kunnen beleven. En wat zouden jullie ervan vinden als jullie kinderen dan door de rest uitgelachen en genegeerd zouden worden? Kunt u zich zo’n situatie indenken?’
Marcels vader kijkt nu alle mensen één voor één aan en ziet iedereen knikken.
‘Dan zou ik nu graag willen weten wie van jullie van mening is veranderd en Pieter wel op de club wil houden?’
Het is doodstil geworden in de bestuurskamer en eerst kijkt iedereen een paar minuten strak voor zich uit. Dan beginnen ze elkaar echter aan te kijken en is er een moeder die zegt: ‘Die meneer heeft gelijk. Ik schaam me ervoor dat ik Pieter eerst ook van de club wilde hebben, want die mening is enorm asociaal en ongevoelig. Een vereniging is immers voor iedereen. Ongeacht wie je bent of wat je kunt.’
Langzaam beginnen er nu meer mensen te knikken en na een minuutje of vijf is iedereen het met elkaar eens.
Met z’n allen gaan ze Pieter de tijd van zijn leven bezorgen en hem helpen zoveel als ze kunnen.
Elke maandagochtend om 11 uur een nieuw amateur voetbalverhaal door Henk Doppenberg!
Nadere introductie Henk Doppenberg.
Persoonlijk
Ik ben geboren in 1961 en opgegroeid in de schitterende buurtschap Veenhuizerveld (gemeente Putten – Gelderland), op nog geen vijf minuten afstand van de velden van Rood-Wit’58. Een voetbalvereniging die heel veel invloed op mijn leven heeft gehad. Het voetbal is al vijfenveertig jaar mijn allergrootste hobby.Sportief
Ik ben al sinds 1971 lid van mijn voetbalclub, maar heb niet lang gevoetbald. Het leek me, mijzelf kenende beter op mijn achttiende ermee te stoppen en vrijwilliger bij de club te worden. Dit doe ik al jaren met heel veel plezier en ik hoop dit dan ook nog heel lang vol te houden. Momenteel ben ik bezig met mijn derde periode als jeugdvoorzitter van Rood-Wit’58.Studie
Door twee ‘linker handen’ was een technische opleiding geen optie en werd het MAVO. Dit is niet echt een succes geworden, want ik was vaker op het voetbalveld te vinden dan achter mijn boeken en daardoor haalde ik met hangen en wurgen mijn diploma. De enige positieve uitschieter op mijn eindlijst was een acht voor Nederlands, maar dat kwam denk ik vooral door mijn opstel over Johan Cruijff en zijn conflict met Hennes Weisweiler, zijn toenmalige coach bij Barcelona.Maatschappelijk
Omdat ik niet verder wilde studeren ben ik al jong gaan werken. Al vrij snel werd ik ondernemer en ging ik sportprijzen, sportartikelen en relatiegeschenken verkopen. Helaas kwam daar door omstandigheden een eind aan.Schrijven
Toen rees de vraag: hoe verder? Een online schrijfcursus zette van het ene op het andere moment mijn leven totaal op zijn kop. Na een paar lessen wist ik namelijk al zeker, dat ik nu iets deed waar ik echt gelukkig van werd. De laatste zes jaar heb ik dan ook al mening uurtje achter mijn laptop doorgebracht en ik verzeker u, dat ik steeds blijer word van mijn werk. Van je hobby, zo niet passie, je werk maken, kan het mooier?