Wie is er nu beter geweest van het befaamde koningskoppel van Ajax: Johan Cruyff of Piet Keizer? Ik vind dat appels met peren vergelijken. Johan Cruyff was het ware meesterbrein die tussen de linies sloop, de bal opeiste en een flitsende demarrage en een onvoorstelbare acceleratie had. Deze technische en tactische alleskunner oogde terecht veel lof en misschien wel eeuwige roem. Toch ben ik minstens zo gefascineerd door de even grillige als onnavolgbare Piet Keizer. Wellicht ook wel omdat hij tijdens z’n gehele imposante voetbalcarrière een en dezelfde club, in dit geval Ajax, trouw bleef. Het heeft toch ook wel wat, ergens is het voetbalromantiek, als iemand clubliefde boven het vergaren van ettelijke miljoenen elders stelt. Kan ook met de honkvastheid van Piet Keizer te maken hebben en/of met zijn wat gesloten en introverte karakter.
Peter Johannes Keizer, van 14 juni 1943, oogt op het eerste gezicht niet zo lenig en flitsend. Piet Keizer is vooral linksbenig en staat in tegenstelling tot Cruyff wat hoog op de benen. Zijn spelinzicht is echter fenomenaal, evenals zijn basistechniek. Begint als linksbinnen bij Ajax 1 op 5 februari 1961 met een debuut in de Meer tegen aartsrivaal Feyenoord (0-1). Zijn razendsnelle ontwikkeling lijkt abrupt tot stilstand te komen door een levensgevaarlijke schedelbreuk in de bekerwedstrijd tegen stadsgenoot DWS op 25 maar 1964. Piet Keizer overleeft dit ternauwernood en een zware spoedoperatie redt hem. Hij komt pas echt bij Ajax tot leven onder trainer Rinus Michels. Is geknipt als linksbuiten in het 4-2-4 systeem, dat het statische stoppersysteem vervangt. Piet Keizer is voortdurend aanspeelbaar en zijn schaarbeweging wordt welhaast legendarisch. Niet zo’n korte flits uit stilstand zoals Coen Moulijn van Feyenoord, maar een wat langere zeer vloeiende beweging, zuiver op techniek gebaseerd.
Dat demonstreert Pietje, zoals hij liefkozend door de vaste Ajax-aanhang wordt genoemd, op een cruciaal moment. Op het heilige gras van Wembley in Londen wordt dat tijdens de tweede Europacupfinale van Ajax op 2 juni 1971 in de praktijk gebracht. De arme rechtsback van het Griekse Panathinaikos wordt gedeclasseerd en Dick van Dijk kopt de panklare voorzet van de grootmeester Piet Keizer in. Dat is de inleiding tot de uiteindelijke 2-0 overwinning en de eerste Europacup.
Scorend vermogen heeft Piet Keizer zeker ook, getuige zijn 189 doelpunten voor Ajax. Hij speelt er 565 competitiewedstrijden en komt op de eeuwige ranglijst, dat kunnen we nu met al die buitenlandse transfers wel zeggen, van de club op de vierde plaats achter Sjaak Swart (463), Wim Suurbier (393) en Danny Blind (372). Zijn treffer in het Europacupduel thuis in het Olympisch Stadion in Amsterdam bij de 4-0 tegen Bayern München in 1973 is er een om in te lijsten en zo zijn er meer beauty’s te noteren. Zijn vrije trappen van afstand hebben vaak een ongelofelijke mooie curve, waarbij de bal niet zelden naar beneden zwiept. Ze worden ook wel “banana-shots” genoemd.
Bij het Nederlands elftal komt Piet Keizer 34 keer in actie, in feite veel te weinig voor zo’n klasbak. Hij scoort daarbij 11 doelpunten. Op het WK in West Duitsland 1974 valt het doek als Oranjespeler met z’n laatste wat vlakke optreden tegen Zweden (0-0). Wat had ik Piet Keizer nog graag in actie gezien in de finale tegen het gastland. Dan had ik het nog niet geweten, maar voor bondscoach Rinus Michels lijkt hij dan al afgeschreven.
In dat jaar 1974 komen verschillende Ajax-steren van dat legendarische WK naar Vroomshoop om daar op dinsdagavond 30 juli tegen ons eerste elftal een jubileumwedstrijd te spelen. Liefst 5000 toeschouwers omzomen het knusse hoofdveld in het centrum van Vroomshoop om daar de sterren van Ajax Amsterdam in actie te zien. Ze komen ook zeker voor de vedette Piet Keizer, die aan de linkerkant tussen het middenveld en de voorhoede pendelt.
De ragfijne technicus Gerrie Mühren, hij schiet met een fraai afstandsschot de 0-1 binnen, de zichtbaar arrogante en overschatte Arie Haan en de nooit versagende spijkerharde rechter verdediger Wim Suurbier laten zich zien en gelden.
Zelf moet ik als een van de dubbele voorstoppers Ruud Geels afstoppen en dat gaat eerst nog behoorlijk. De toen al kalende blonde doelpuntenmachine uit Haarlem staat niet bekend om zijn bewegelijkheid en dat speelt mij in de kaart. Vanuit het middenveld zie ik vanuit mijn ooghoek de grootmeester Piet Keizer regelmatig opstomen. Hij is van oudsher de natuurlijke leider in de Ajax-ploeg, die zelfs in een geheime stemming over het aanvoerderschap onder de spelers Johan Cruijff heeft verslagen. Dat leidt indirect in 1973 tot de geruchtmakende transfer van die getergde en miskende vedette naar FC Barcelona. Mooi voetenwerk en lange tenen gaan nog weleens samen. Ik betrap me erop dat ik op 30 juli 1974 meer een geboeide toeschouwer dan een geconcentreerde speler ben als Piet Keizer aan de bal is. Toch spat de spelvreugde er niet bij hem af. Maar ach, dat gezicht van Piet Keizer wordt wel vaker niet door blijmoedigheid gekenmerkt, oogt eerder wat hoekig en nors. Nu staat het echter zo nu en dan op onweer en wordt er opvallend venijnig zo niet geïrriteerd richting de bank van Ajax gereageerd. Daar zit de nieuwbakken trainer en manager Hans Kraaij sr., ook iemand met uitgesproken denkbeelden. De nieuwe oefenmeester wil Ajax naar zijn hand zetten, dat was duidelijk.
Na de rust zie ik Piet Keizer niet terug en, nog erger op dat moment, verzuim ik mijzelf in de lokale geschiedenisboeken te schieten. Na dik een half uur spelen mag ik als erkende penaltynemer doelman Piet Schrijvers vanaf 11 meter verschalken. Ik zie echter ineens de Beer van de Meer in een fel geel keepersshirt in al zijn imponerende omvang voor me opdoemen. Dat boezemt me ontzag in. Waar ik normaal de bal met de binnenkant van de rechtervoet laag dichtbij de linker hard, droog en geplaatst binnenschiet, besluit ik tot de Neeskens-variant van de WK-finale in München. Dom achteraf en de snoeiharde inzet stuit via de onderkant van de lat weer het veld in, eeuwig zonde. Een schrale troost biedt me achteraf het gegeven dat oneindig grotere voetbalnamen hetzelfde is overkomen. Dat kost nog veel geld ook, bij mij hoogstens één biertje in de derde helft van een teleurgestelde Boys-supporter.
Tot overmaat van ramp scoort mijn directe tegenstander Ruud Geels halverwege de tweede helft koppend de 0-2. Op de zogenaamde actiefoto sta ik, toen nog met modieuze bakkebaarden, vrij hulpeloos als versteend van dichtbij toe te kijken hoe Ruud Geels de bal vallend met een half “Bep Bakhuisje” elegant in het doel deponeert. Ajax loopt via invaller Floor Buma in ultieme de slotfase uit naar 0-4. Onze hele achterhoede ligt op dat moment al door kramp geveld op het veld. Behalve rijkelijk gezegend met pap in de benen kunnen we ook letterlijk geen “Pap” meer zeggen.
In het Maatschappelijk Cultureel Centrum, ons clubhuis in die tijd, komen we in de nabijheid van de Vroomshoopse Arena na afloop op verhaal. Er zou samen met Ajax een heerlijk buffet worden genuttigd. Kosten noch moeite zijn gespaard. Wie of wat er komt, geen Ajax. Na een drankje wordt het Amsterdamse gezelschap direct naar de spelersbus gedirigeerd. Een knallende ruzie tussen Hans Kraaij sr. en Piet Keizer heeft z’n sporen nagelaten. Het Amsterdamse chagrijn is voelbaar en zichtbaar en we blijven alleen achter bij het buffet. Boys-bestuurders, supporters en ook ons thuisfront genieten daar even later van. Die blik van Piet Keizer, als hij het MCC verlaat vergeet ik nooit weer.
In “Andere Tijden Sport” van augustus 2019 over het voetballeven van deze Ajax-grootheid meen ik opeens op een foto een getergde en verongelijkte Piet Keizer voor de schuifwand van het MCC in Vroomshoop te ontwaren. Zijn karakteristieke fijn belijnde gelaat staat norser dan nors. Zijn wenkbrauwen zijn als vanouds diep gefronst, een voorbode van een voortijdig afscheid.
Je voelt aan dat dit nooit meer goed komt tussen de maestro en zijn trainer. In datzelfde jaar ging het inderdaad mis en op 13 oktober 1974 speelt Piet Keizer z’n laatste wedstrijd in de hoofdmacht van zijn Ajax. Het wordt met recht een kraaienzang door een botsing van sterke karakters.
Later wordt Piet Keizer spelersmakelaar, scout, technische adviseur en samen met Johan Cruijff lid van het Technisch Platform van Ajax. Samen met Sjaak Swart wordt Piet Keizer op 22 januari 2010 erelid van Ajax, om daar vanwege verschil van inzicht op 9 mei 2011 weer vrijwillig afstand van te doen. Ook dat is Piet Keizer: grillig, en eigenzinnig. Maar ook beslist niet arrogant, recht door zee, er niet omheen draaien, niet mooier maken dan het is en zeggen waar het op staat. Op 10 februari 2017 overlijdt Piet Keizer op 73-jarige leeftijd aan longkanker. Een alom betreurde voetballegende gaat daarmee heen en met hem een topper, die door zijn manier van spelen de voetbal tot kunst heeft verheven.
Techniek is en blijft de basis evenals het de baas zijn over de bal. Peter Johannes Keizer had dat in zich. Voetbalkenners als Nico Scheepmaker, Jaap Visser en Willem van Hanegem herkenden bij Piet Keizer een speciale, anderen overstijgende begaafdheid. Misschien niet altijd zo goed in topwedstrijden presterend als Johan Cruijff, maar in een bepaald opzichter genialer.
En nog een verschil: Piet Keizer was ingetogen en wars van publiciteit, terwijl Johan Cruyff juist de schijnwerpers opzocht, als hij dat nodig vond. Maar zoals ik al eerder vaststelde: appels kun je niet met peren vergelijken. Beide voetbalgrootheden vertegenwoordigden bijzonder en kwalitatief hoogwaardig fruit op een zeldzame glimmende fruitschaal. Zowel Johan Cruijff als Piet Keizer blijven ieder op hun eigen wijze voortleven. Dat vooral in de harten van echte voetballiefhebbers en daar gaat het uiteindelijk om.